Insomnia

Altijd was ik een dromer

Wanneer ik sliep creëerde ik mijn wezen

Vergetelheid noch leegte hoefde ik te vrezen,

bloeiend in de warmte van mijn zelfgeschapen zomer

 

Maar toen ik jou ontwaarde

doorzag ik dat ik keek over de grenzen

van mijn utopia, dat ik niet méér mocht wensen,

wetend dat die wens dan in een angstdroom zou ontaarden

 

Toch liet ik mij verleiden

en droomde van de maan die onderging in ’t oosten,

en van twee mooie zonen, die mijn ziel vertroostten

Van kreten van een moeder die een kinderziel bevrijdde

 

Ik droomde van de banden,

gesmeed in vuur, om eeuwig te verbinden

Van stenen, opgestapeld om de kille winden

uit te sluiten van ons huis, zodat ons vuur kon branden

 

En woelend in het linnen

dat als een klamme sluier trachtte mij te smoren,

besefte ik dat deze droom mij nooit zal toebehoren,

omdat ze al gedroomd is en niet nogmaals kan beginnen

 

Elk droombeeld opent deuren,

dus vrees ik nu het droomland dat ik heb geschapen

Want achter alle deuren liggen monsters licht te slapen

die, eenmaal wakker, ons geluk zullen verscheuren

Beoordeel dit gedicht

Rating: 4.8571428571429 sterren
7 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Sjacco
13 dagen geleden

Mooi, na nog een paar keer gelezen te hebben ( zo gaat dat bij mij met gedichten lezen, om het echt te willen begrijpen, te willen doorgronden) naar heel mooi, naar prachtig!!!

Rein
13 dagen geleden

Dankjewel voor het compliment. Dit gedicht vergt inderdaad wel wat moeite van de lezer. 😘