Dit is de tweede anekdote in een serie over de versterkers die ik ge- en misbruikte tijdens mijn zoektocht naar mijn eigen gitaargeluid. Deze reeks van hilarische herinneringen begon met de Fender Twin Reverb, al was mijn eerste versterker eigenlijk een National GA-99TR, een indrukwekkende naam voor een apparaat dat met een paar technische ingrepen uitstekend dienst zou kunnen doen als boodschappentrolley. Mijn tanende geheugen onthulde onlangs echter dat de Fender nóg een voorganger had: een Yamaha F100-212. Nee, dit was geen motorfiets, maar een heuse 100 watt versterker met twee 12” speakers. Lees hier hoe deze amp bijna naar de knoppen ging en hoe ikzelf ook ternauwernood aan de sloperij kon ontsnappen.
Yamaha naar de Knoppen!
Het gebeurde eind jaren zeventig, in de tijd dat ik net mijn eerste elektrische gitaar had gekocht. Het was een kopie van een Gibson Les Paul, met glanzende, zwarte lak die de twijfelachtige kwaliteit aan het oog, en daardoor ook wat extra centen aan mijn spaargeld, onttrok. Het verleidelijke voorkomen van de gitaar had een soortgelijk effect op het minstens zo twijfelachtige niveau van mijn gitaarspel: zodra het ding om mijn magere schouders hing betoverde het mijn publiek, dat toen nog enkel bestond uit huis- en buurtgenoten.
Zo ook mijn zeven jaar oudere broer. Hij ambieerde een carrière als cabaretier, wat achteraf gezien zijn beste grap bleek te zijn, en had een reusachtig ego dat samenwerken bijna onmogelijk maakte. Daardoor was hij, na zijn eerste voorstelling, wanhopig op zoek naar nieuwe begeleiders, bij voorkeur mensen die hem adoreerden en zijn hiërarchie van nature niet zouden betwisten. Een taakomschrijving op het lijf geschreven van een jongere broer. Andere eigenschappen, zoals gratis, te jong om hem te beconcurreren bij de meisjes en te slecht op de gitaar om hem te overvleugelen op het podium, maakten mij de ideale begeleider. Zijn aanbod klonk verleidelijk en ik hapte dan ook zonder nadenken toe, alsof zijn huichelachtige glimlach met zwarte lak op zijn tronie was geschilderd.
Mijn aanvankelijke blijdschap sloeg al snel om in onzekerheid, toen hij me een paar dagen later vertelde dat hij nog twee andere meelopers had gevonden om hem te begeleiden. Eén van deze toekomstige weglopers kende ik wel een beetje van zijn gepingel op een elektrische piano, waarmee hij zo nu en dan tijdens de kerkdienst mijn zondagsrust verstoorde. Zijn studentikoze, sukkelige uitstraling, vervolmaakt met een ziekenfondsbrilletje, compenseerde hij met een laag arrogantie, zo dik dat het me verbaasde dat mijn broer hem had gevraagd voor zijn begeleidingsgroep. De andere kende ik niet, maar mijn broers lovende woorden voor deze gitarist deden me vermoeden dat ook hem geen lange loopbaan als begeleider was beschoren. Broerlief vond het niet nodig om te repeteren voor de eerste voorstelling van “Cabaret Titanic”, zodat ik mijn medemuzikanten pas op de dag van het spektakel zou ontmoeten.
Omdat mijn National ongeschikt was, moest ik op zoek naar een alternatief, maar waar? Ton Beukelman was in die tijd een gozer waarvan ik niet wist dat hij muzikant was, en al had ik dat geweten, ik durfde hem toen nog niet eens aan te spreken, laat staan hem te vragen of ik zijn versterker mocht lenen. Daarbij kwam dat mijn voorraad lef al was verbruikt doordat ik de broer van een vriend zo gek had gekregen dat ik zijn fuzz mocht gebruiken (zie De Vlucht van de Raaf deel 1 blz 177).
Uiteindelijk zat er niks anders op dan de jongen die me enkele maanden eerder de gitaar en de National-versterker had verkocht te vragen of ik zijn versterker mocht lenen. Hij was een kakker die zich voordeed als rakker en woonde in de duurste wijk van het dorp. Ik had me voorgenomen hem nooit meer te benaderen, omdat hij de koop had bezegeld met de opmerking: ‘en nu nog leren spelen.’ Tot mijn verbazing ging hij, zonder neerbuigende opmerkingen, direct akkoord.
De middag voor het optreden belde ik bij hem aan. Na een adellijke pauze deed de eigenaar van de versterker, niet degene die hem had betaald, open. In het halletje achter de voordeur stond de Yamaha al klaar. Zonder ook maar enige tijd te verspillen hielp hij me het gevaarte over de drempel te tillen, alsof hij bang was dat die schooier binnen zou komen.
‘Veel plezier ermee,’ zei hij vriendelijk.
Even vroeg ik me af waarom hij zo aardig deed. Het kon toch niet het vooruitzicht op de vergoeding voor het lenen zijn, een bedrag dat hij waarschijnlijk al verdiende met het leeghalen van de afwasmachine. Ik besloot de eer aan mezelf te houden.
‘Hoeveel wil je ervoor hebben?’
‘Laat maar zitten, joh. Vriendendienstje...’
Nadat ik hem had bedankt, begon ik voorzichtig de versterker op zijn vier zwenkwieltjes richting de auto te rollen. Mijn opluchting duurde tot halverwege de oprit.
‘Als je hem sloopt, dan sloop ik jou!’ riep hij me na.
Geschrokken draaide ik me om. De glimmende laklaag van geveinsde vriendelijkheid op zijn gezicht was gebarsten. Nadat hij me nog even dreigend had aangekeken, sloot hij zonder verder nog iets te zeggen de deur.
Onderweg naar de plaats waar de voorstelling zou plaatsvinden vergat ik zijn woorden alweer snel. De poppenkast vond plaats in een jongerencentrum in De Meern, waar Rag-Tag & Bobtail, de voorloper van The Stag waarin ik samen met Ton speelde, jaren later zijn eerste officiële concert zou geven. (Klik op de audioplayer op deze pagina om een fragment te horen. Legendarisch! Sorry Ton...😉).
Nadat we de apparatuur hadden opgebouwd, probeerde ik met trillende vingers, omdat ik er al achter was dat de andere gitarist inderdaad erg goed was, de versterker aan te zetten. Tot mijn verbazing was er nergens een aan-uitknop te bekennen. Steeds zenuwachtiger betastte ik als een slechtziende de behuizing van het apparaat. Het bepotelen van de Yamaha bleef niet onopgemerkt bij de anderen en even later waren we met z’n vieren aan het zoeken.
Natuurlijk was het uitgerekend de piano-nerd die de oplossing van het raadsel vond. Triomfantelijk wees hij naar de plek waar, nauwelijks voor het blote oog zichtbaar, tenzij voorzien van een rond brilletje, de schakelaar had gezeten. Het bleek dat het ding was afgebroken, waarschijnlijk doordat de versterker tijdens het vervoer met iets in aanraking was gekomen.
De woorden van de kakker galmden als een doodsklok door mijn hoofd, maar gelukkig bleek de gitarist ook een techneut te zijn. In een mum van tijd had hij de versterker gedemonteerd en lag er een kluwen van printplaten, kabeltjes en andere onderdelen, als de ingewanden van een ontweid buitenaards wezen, op de vloer. Het toekijken naar hoe hij de nieuwe schakelaar monteerde maakte me misselijk. Het deed me denken aan een operatie en het was dan ook pas na het sluiten van de patiënt dat ik opgelucht kon ademhalen.
Dankbaar sloot ik mijn gitaar aan en gaf de volumeknop een roekeloze draai naar rechts. Vervolgens trapte ik de fuzz aan en gaf een ram op mijn gitaar, aangemoedigd door de wetenschap dat de fuzz het geluid zodanig zou vervormen dat de brei al mijn foute noten zou verdoezelen. Na wat woest gebeuk staakte ik mijn geraas en keek de gitarist trots, maar ook een beetje onzeker aan, zoals een kind dat een liedje heeft gezongen voor Sinterklaas.
‘Wat een afschuwelijk geluid!’ was zijn enige commentaar.
Had hij maar geslachtsdelen gebruikt om zijn afgrijzen uit te drukken, of op zijn minst een paar krachttermen. Nu klonk zijn oordeel klinisch en scherp als een scalpel. Het was het startsein voor mijn zoektocht naar een goed geluid...
Tijdens de voorstelling speelde ik bescheiden en op laag volume mijn partijen, beschaamd om mijn afschuwelijke geluid. Het leverde me na afloop een compliment van mijn broer op, en een vaste plaats in zijn inmiddels weer éénkoppige begeleidingsband. Of ik daar blij mee was? Dat is iets voor een andere keer.
Overigens heb ik noch de eigenaar van de versterker, noch de jongen van wie ik hem had geleend, ooit verteld over dit ongelukkige voorval. Gebroken ledematen zijn toch wat moeilijker te repareren dan een aan-uitknop.
______________________________________________________________________________________________________________________________________
Leuk als je dit artikel wilt delen door te klikken op onderstaande icoontjes. En voel je vrij om een reactie en/of sterrenbeoordeling te plaatsen, ik ben benieuwd naar je mening!
Je emailadres wordt niet getoond. Je kunt je reactie altijd weer laten verwijderen via de contactbutton onderaan de pagina.
Klik op de afbeelding voor volledige weergave.
© Rein Menke gemaakt met Canva Magic Media
So Lonely - Uitgevoerd door
Rag-Tag & Bobtail
Opgenomen in De Ark te De Meern op 31-10-1981
Zang en Keyboards - Ton Beukelman
Gitaar - Peter Beukelman
Gitaar - Rein Menke
Drums - Danny Tuhuteru
Basgitaar en achtergrondzang - Wim Menke
Niet de Politie bellen!!!
Schrijf je in en blijf op de hoogte van nieuwe artikelen!
Reactie plaatsen
Reacties